Brand in Botswana en dieren tellen in Zimbabwe

Lees het verhaal
Karin Saakstra
Lees het verhaal
Big Brother watching you

We hoeven alleen een laatste stenig, hobbelig heuveltje over om onze slaapplek aan de grote Mandavu Dam te bereiken. We zijn onderweg in Hwange, het oudste nationale park van Zimbabwe en kletsen over de enorme groep buffels waar we net langs rijden.  De grote baboon die met ontblote tanden naar ons lijkt te schreeuwen, negeren we zo’n beetje. Zijn lawaai is meestal niet voor ons bedoeld en we speuren naar de reden van zijn opwinding. De grote mannetjesleeuw naast het pad, zien we in eerste instantie over het hoofd maar er loopt vlak voor ons wel opeens, een erg magere leeuwin. Een wond op de bil en een beetje wiebelige benen. Ik trek, uit gewoonte,  toch mijn camera tevoorschijn. Voordat de focus scherp is, zien we allebei een wild zwiepende staart. Zonder enige aarzeling gaat deze, waarschijnlijk hongerige, dame vol in de aanval. Met felle ogen en opgetrokken lippen zien we haar met een noodvaart op ons af stormen. Ed draait als een bezetene het raam dicht. Achteraf wel komisch. Alsof zo’n raampje het aanstormend geweld tegen kan houden. Wat kan je anders, als meer dan 100 kg leeuw op je afstormt? Ze overbrugt de twintig meter in wat een seconde lijkt. Vlak voor Ed’s  deur remt ze, grauwt en loopt weg.  Ja, zegt Dave, een van onze Zimbabwaanse reisgenoten later, dat doen ze altijd zo. Twee meter voor je remmen ze af. Je moet je daar niet te druk over maken. Echt een handige tip. Zo een die je alweer vergeten bent als er volgende keer een leeuw in de aanval gaat.

Onderweg naar Zimbabwe

Saai wordt het niet in de eerste maand van onze reis. Het spant er, zoals altijd,  om of alle boodschappen een plekje vinden in onze Harry. Als je ‘beter mee verlegen dan om verlegen’ als motto hanteert, wordt het altijd weer een logistieke nachtmerrie om alle ‘ odd bins’ (smakelijk wijn die door een aantal gerenommeerde wijnhuizen met alleen een nummer op het etiket verkocht wordt), verse groenten, vlees, tonic, spa, pasta, eitjes, gin, chips, nassikruiden, pindakaas, enz enz een plek te geven waar de spullen niet alleen heel blijven maar ook niet verpieteren in de warmte. Het altijd weer verbijsterend hoe de warmte een vers worteltje in een mum van tijd omtovert tot iets dat nauwelijks herkenbaar is en stinkt. Als we ook nog een kleine 230 liter diesel en 100 liter water toevoegen aan het gewicht en een bundel hout de weg naar het dak vindt, beginnen we vol en vadsig aan onze route naar Zimbabwe.  

Overal Olifanten

We hebben met Dave en Paula midden september in Hwange afgesproken. Zij combineren hun werkzaamheden voor de Friends of Hwange Trust in het park dit jaar met de game count en nodigen ons uit al eerder te komen en langere tijd in het park door te brengen. Het wordt een Zwaan-Kleef-Aan- 2.0 versie. Zij nemen namelijk hun vrienden Paul en Tracy mee. En wij worden vergezeld door Annemiek en Marco, die ons team voor de game-count zullen versterken. Samen met Sven en Judith, die later zullen aansluiten, gaan we weer 24 uur dieren tellen bij een afgelegen pan. Daar blijft het niet bij.  Op mijn verjaardag verschijnen Sue en Stuart, ook vrienden van Dave en Paula, die een stijlvol fly-in/ fly-out safari-bedrijf runnen voor klanten met een zeer goed gevulde portemonnee.  Vanuit  Vic Falls, dat maar een paar uurtjes rijden is, arriveren ze met vers brood en een fantastische filetsteak op Deteema, een van de mooiere kampeerplekken in Hwange. En later ook nog de Zwitserse Frank en Gigi die belangrijke sponsors voor de Trust zijn.  Het is een bonte karavaan aan mensen met een veelheid aan achtergronden. We delen echter allemaal eenzelfde passie voor kamperen in de bush. Zonder poespas, in alle rust ergens kamperen met een mooi stuk vlees op de ‘braai’ en een koud biertje in de hand. Ik ben echt jarig op deze mooie plek als ik de kaarsjes op de cake mag uitblazen die Annemiek heel kunstig weet te bakken. In de avond verlicht de staart van een grote vallende ster, de avondhemel ongebruikelijk lang en ook de leeuwen doen hun best om op een bijzondere manier mijn nieuwe levensjaar in te luiden. Hun late tweestemmige concert, gecombineerd met paniekerig getetter van olifanten, is in de donkere avond intens en indrukwekkend.

We beginnen onze reis met zijn tweeën na het warme welkom waaraan we in Elisenheim zo verknocht zijn geraakt . Het is fijn om op een vangnet te kunnen rekenen in een land waar ons huis niet staat maar waar we wel thuis zijn. We hobbelen eind van de middag een beetje gezapig naar Gobabis, iets meer dan twee uur van Windhoek. Eerst nog even koffie bij Slow Town drinken en vers gebakken brood halen bij Food Lovers. Het is hier lente en met temperaturen rond de 28 graden, al heerlijk weer.
Eigenlijk zouden we de eerste dag wat verder door kunnen rijden maar deze stop, niet ver van de grens met Botswana, is te verleidelijk om over te slaan. Twee jonge blonde labradors vormen een springend, enthousiast welkomstcommittee waar je bij aankomst al van smelt. Maar het onweerstaanbare aan deze slaapplaats vinden wij uiteindelijk het ochtendritueel. Twee kleurig en keurig geklede dames komen onze richting op met een koffieblad balancerend op hun hoofd. Ze lopen op een manier die zich niet laat beschrijven.  Iets tussen sloffen en schommelen.  Niet te snel en niet te langzaam. Het blad beweegt nauwelijks. Van verre roepen ze zangerig ‘It’s for freeeee’. In koor. Wij weten inmiddels dat ze ons twee warme bekers koffie komen brengen. En een schaaltje rusks, huis gemaakte biscuits om te dopen. Ze giebelen gezellig als een van ons slaperig door het gaas naar buiten kijkt en ‘ baie dankie’ roept. Dankjewel!  Vanuit de slaapzak, want in de nacht zakt de temperatuur nog naar 10 graden of lager. We hebben verder niets te zoeken in dit slaperige dorp maar voor  zo’n vrolijke ‘wake-up call’ stoppen we er graag.

De brand komt opeens wel heel dichtbij

Onze langzame route loopt via Central Kalahari, waar we Annemiek en Marco op enig moment zullen treffen. We kiezen een weg die ons over het land van Grassland Safari Lodge voert en nemen de zeventien vee-hekken voor lief. Zeventien keer de ketting ontwarren, zeventien keer door enkel -diep zand een onwillig metalen hek opentrekken en ze alle zeventien weer sluiten met een nieuwe knoop in de ketting. Een warme klus op een warme dag. De beloning is er naar. Voor de lodge, waar we ons melden om vlakbij te mogen kamperen en waar we gelukkig net Hollywoodster Wil Smith en zijn gevolg mislopen, staan een aantal witte neushoorns rustig te grazen bij de waterplaats.  In het late middaglicht staan ze er wat verbaasd bij. Alsof ze niet snappen waar wij opeens vandaan komen.

Er dwarrelen wat zwarte fliedertjes in de lucht. Waarschijnlijk restanten van een grote grasbrand die eerder verderop, in het zuiden van het park woedde. Er is bij Xade, de zuidelijke ingang van het park een veterinair kamp ingericht om te kijken wat zo voor de tachtig olifanten kunnen doen die gewond zijn geraakt door de brand. Lijkt ons geen goed idee om daar tussendoor te rijden.
Langs het zandpad dat we in plaats daarvan naar het noorden volgen, vinden we de volgende dag een verbrande olifant, overdekt met ruziënde gieren.  We zien dat niet vaak. Eigenlijk alleen wanneer er vermoeden van vergiftiging is dat een gevaar oplevert voor de hele voedselketen. Van de roofdieren die het vlees eten tot en met de vogels en insecten die van de roofdierenpoep smullen. Vooral een aantal gierensoorten zijn inmiddels bedreigd in hun voortbestaan als gevolg van wat ‘poaching by poisoning’ wordt genoemd.
Gelukkig zien we die dag ook nog veel ongedeerde olifanten. Zij hebben de nieuwe waterplaats gevonden bij de Tsau gate, in het noorden van Central Kalahari waar wij het park inrijden. De eerste olifanten zien, heeft iets magisch. Hun opwinding bij het naderen van water, hun gebrom, gespetter en getoeter geeft altijd een vrolijke noot aan de dag.

Inmiddels voert de warme wind steeds meer zwarte krulletjes mee. Onderweg laat een jong stel ons ongerust weten dat de plek waar we zo’n 100 km verderop willen kamperen in brand staat.  Gelukkig nog ver weg maar zowel wij als Annemiek en Marco, die inmiddels gearriveerd zijn, zijn er niet gerust op. Vroeg in de ochtend besteden we veel tijd bij de Motopi-waterhole waar een roofvogel op kleine vogeltjes jaagt. Ik kan helemaal los met mijn nieuwe camera. Dat gaat niet heel soepel. De nieuwste technologie heb ik nog lang niet onder de knie.
Als we later in de ochtend verder rijden, kleurt de lucht zich oranje en de rook prikkelt onze neuzen. De mooie mannetjesleeuw die we vinden, krijgt maar weinig aandacht omdat we uitslaande vlammen zien op de duinen in de verte. Het risico om in de volgende vallei ingesloten te raken door de lange vuurlinies vinden we te groot en we draaien om. De volgende ochtend lijkt de wind gedraaid en de lucht lichter. We gaan poolshoogte nemen. Misschien wel tegen beter weten in. Het park is immers echt de moeite waard. We worden al snel gestopt door een brandende middenberm en oplaaiende branden in het gras langs de enige weg die ons verder het park in zou moeten brengen. De brandhaarden hebben zich dan al 25 km in onze richting verplaatst. Er is geen twijfel mogelijk. Terug is de enige optie. Weliswaar met een zwaar hart. De dieren die we onderweg zien kunnen namelijk weinig kanten op.

Veel stof op Sua Pan

Voor ons er is altijd wel een plan B en dat is snel bedacht. Naar Maun, wat noordelijker, en daarvandaan via een voor ons bekende route naar Kubu en Kokunje Island, de prehistorisch eilanden die midden in de zoute velden op de blikkerende Sua Pan liggen. De talrijke baobabs zouden dit keer mooie figuranten kunnen zijn bij de sterrenfoto’s. Meestal treffen we het niet met de maanstand die te veel licht geeft voor dit soort foto’s. Dit keer zijn het de wolken die uit het niets het beeld verstoren. En op Kokunje is het de wind die spelbreker wordt. Wolken stof vertroebelen het beeld op onze prachtige wild-kampeerplek, een inham op het alleruiterste puntje van het eiland die toch minder beschutting biedt dan we bedacht hadden.
We krijgen nog wel bezoek. Een kleine schorpioen verschijnt uit het niets . Waarschijnlijk net uit zijn holletje gekropen, dat veel weg heeft van een minuscule opening van een brievenbus.  Precies dat wat je niet wil tegenkomen in het donker, op je slippers. Grote scharen en een dunne staart duidt meestal  op een onschuldige schorpioen. Zijn steek is doorgaans vergelijkbaar met een bijensteek.  Dit exemplaar is bedrieglijk nietig met kleine scharen en een dikke staart. Dat zou wel eens een gevaarlijk, giftig beestje kunnen zijn waar je beter met een boog omheen kunt lopen.  Gelukkig gaat zijn belangstelling vooral uit naar spinnen, vliegen en torretjes.

Intussen komen de technische talenten van Ed weer tot volle bloei.  Het is makkelijk om een romantisch beeld te schetsen van onze reizen met adembenemende zonsondergangen, olifanten om de auto en vrolijk zwaaiende mensen onderweg. De realiteit is dat een deel van de tijd onder de auto, in een werkplaats of onderweg naar een banden-plak-meneer doorgebracht wordt. Wij bijten deze reis de spits af met de achterdeur die niet meer open gaat. En voorspelbaar inmiddels, is dat dit soort mankementen zich meestal voordoen op een plek zonder water en weinig schaduw. Dit keer zijn we de klos op Kubu, midden op de zoutpan. Ergens in de slotplaat is iets van zijn plek getrild en de deur zit muurvast. Na veel geschroef, geduw en gewrik krijgt Ed van binnenuit de veilgheidsstangen open en na nog meer gepuzzel, het mechaniek weer werkend. In alle voorzienigheid hebben we dit jaar een nieuw cilinder slot meegenomen ( tja, hoe kom je erop?). In de vervangende cilinder draait de nieuwe sleutel weer als een zonnetje en kan de deur ook weer op slot. Volgende keer gaat er een zware nieuwe slotplaat mee in de bagage.

Marco en Annemiek volgen met een auto die eerst raar en daarna helemaal niet meer start. In eerste instantie lijkt het veroorzaakt te worden door accupolen die los gebibberd zijn, maar uiteindelijk blijkt een kapotte startmotor het probleem te zijn. Dat wordt een dagje in de Toyota werkplaats in Kasane. Als al het leed geleden lijkt te zijn explodeert hun accu met een rotklap een paar dagen later. Gelukkig staan we op dat moment met onze beide  auto’s in Hwange-Town, een groezelig stadje vlakbij een grote kolenmijn en Ed kan de mouwen weer opstropen. Een nieuwe accu is door de mannen binnen de kortste keren ergens op een industrieterrein gevonden.  Accuzuur wordt zo goed en zo kwaad weggespoeld, accu verwisseld, snel boodschappen gedaan ( want daar kwamen we eigenlijk voor),  een band van Marco geplakt, een nieuwe band voor Paul en Tracy gekocht nadat de oude. Aan flarden gereden was en de karavaan trekt weer verder.

Ontplofte accu vervangen


Op naar de volgende technische verrassing. Die laat niet lang op zich wachten. Camp Silwane, aan de buitenrand van Hwange National Park is onze uitvalsbasis een paar dagen later. Door de gunstige ligging staan we daar al na 10 kilometer in het mooiste deel van het park, althans, dat vinden wij. Een fijne rustige plek waar de aantrekkelijk ‘waterhole’ zorgt voor regelmatig dierenbezoek. We vertrekken vroeg voor een eerst ‘game drive’ en ontbijt verderop in het park.  Vier auto’s starten. Die van Sven en Judith, die inmiddels ook weer van de partij zijn, geeft alleen een oorverdovende bonk. Om een lang verhaal kort te maken: de distributie riem heeft het begeven, de nokas ligt in vier stukken en kleppen zijn beschadigd. Daar sta je dan. Op een prachtige plek, olifanten om je heen en leeuwen met hun kleine kittens vlakbij, zo’n 50 kilometer zandweg en gravel naar de eerste bewoning. Wat zijn we dan blij met het netwerk aan contacten van Dave en Paula. Er wordt contact gezocht met Owen, die eigenlijk voor Zimbabwe Parks werkt maar zo tussendoor, tegen een ‘kleine’ vergoeding, technische problemen van bezoekers op wil lossen. Paula zorgt eerst voor een gigantisch ontbijt, met spek, eieren en mais-pannenkoeken. Op een lege maag kun je immers niet goed nadenken.  En in de loop van de middag slepen we met onze Harry de gehavende auto de 50 km met een slakkengangetje naar Main Camp, waar de ‘werkplaats’  ligt. Die lijkt overigens meer op een sloperij. Onze Duitse vrienden worden tijdelijk ondergebracht in de ‘cottage’ dat eigenlijk alleen een warme kamer met twee bedden en een toilet is,  bij iemand op een rommelig terrein.
Op zijn Afrikaans is het niet heel erg duidelijk wat er precies gaat gebeuren. Ergens op volgende dag worden de kapotte delen uit de motor gehaald en beetje bij beetje vervangen door nieuwe, gebruikte onderdelen. Er staan genoeg gestrande auto’s uit het wagenpark van de overheid dus dat lijkt vlot te gaan.  Helaas. De nieuwe, oude constructie werkt niet en de zoon van Owen gaat met de cilinder kop en toebehoren in de bus naar Bulawayo voor revisie. Zo’n pakket weegt toch gauw zo’n 35 kilo of meer. Hoe dan, denk je dan? Dat zie ik niet voor me in Nederland. Met een kop op je schoot naar de garage 300  km verderop. Hier kan dat gewoon. Het is gelijk ook duidelijk waarom veel van de bussen rijden alsof ze  ieder moment door hun assen kunnen storten.
Na een dag of vier rijdt de auto weer. Met een nieuw geluid. Sven en Ed testen de auto zo goed mogelijk en besluiten samen dat dit een goede oplossing is. We rijden de komende dagen toch  samen zodat er back-up is in geval van nood en dat geeft tijd genoeg om na te denken hoe de auto op enig moment naar Windhoek kan voor een definitieve inspectie en revisie.

Wexcau, 'onze' pan voor de gamecount

Intussen gaat de game-count weer van start. Het is een teleurstelling dat Sven en Judith niet mee kunnen naar Wexcau, een uitgestrekte pan in de Wilderness concession, maar soms gaan dingen zo. Inmiddels completeren John en Jenny het team van Dave en met vijf auto’s in plaats zes gaan we vroeg op pad in het gebied dat de rest van het jaar alleen opengesteld is voor de gasten van een paar exclusieve lodges. We hebben geluk.  De leeuwen die we gisteren vlakbij onze slaapplaats op Ngweshla zagen, hebben 20 km verder een buffel neergehaald. Ze lijken net uitgegeten te zijn en onderweg naar het water vlakbij. Lang kunnen we niet blijven, omdat we anders de gasten van de lodges hinderen bij hun zicht op het spektakel. Jammer, maar dat is nu eenmaal de afspraak.

De koning en zijn broer


Als  de drie terreinwagens van het ander team hun weg vervolgen naar hun eigen pan, rijden wij met  Annemiek en Marco naar het dichtbij gelegen anti-stropers kamp. De mannen die er werken hebben een klein openlucht klasje ingericht waarin ze uitleggen wat ze doen. Er ligt een stapel met akelige klemmen waarmee niet alleen olifanten vanwege hun kostbare ivoor gestroopt worden, maar ook kleiner wild voor consumptie. Achteraf horen we dat dit specifieke kamp in het verleden een centrale rol speelde bij de smokkel van ivoor en dat geeft het succesverhaal dat we aanhoorden opeens een heel ander tintje.
Vanaf 12 uur zitten we klaar met pen en registratie- formulier om alle dieren die de pan bezoeken te tellen. Lastig is natuurlijk dat ze niet een voor een voorbij komen maar in hordes en ook nog eens door elkaar lopen.  Zo goed en zo kwaad als het gaat, tellen we dapper door, ook nadat de zon ondergegaan is. Er staat een straf windje en al gauw wordt het tijd voor lange broek, muts, fleece en een plaid.  Het is volle maan en met een temperatuurverschil  van 20 graden, voelt het echt koud. Ook de dieren houden het voor gezien. Rond een uur of twee in de nacht meldt zich de laatste olifantenmoeder als afsluiting van een lange rij aan dieren.  De grootste verrassing was een enorm nijlpaard dat uit het bos kwam aansjokken, een paar rondjes zwom en zijn pad weer vervolgde. Pas rond een uur of tien in de ochtend komen er weer wat zebra’s uit de bossages tevoorschijn.  Heel anders dan vorig jaar, toen de stroom dieren de hele nacht gestaag doorging.

Ze lopen nooit netjes in de rij
En vechten ook nog vaak

Meer dan 600 dieren later ( vooral olifanten, zebra’s, apen, sabel-en roanantilopen) zit het tellen erop. Om nog iets langer van dit uitgestrekte gebied te genieten, nemen we op ons gemakje de langere route terug naar Ngweshla waar een warme douche op ons wacht. En opeens blijkt  dat onze boeking voor de komende dagen op Kennedy-camp, om onduidelijke redenen, niet bestaat.  Maar voordat we daarachter komen, is het probleem al opgelost met de gastvrije uitnodiging van een stel Zimbabwanen om vooral nog een paar dagen op onze favoriete kampeerplek te blijven staan. Dat is toch bijzonder? Een probleem dat zich oplost voordat je er erg in hebt dat er een probleem is. Niet zo gek dat we telkens weer in dit gastvrije land belanden.

Wij kijken ook al uit naar volgend jaar!

No items found.
Story tags:

More Stories from Archive